Orgel-cultuurreis naar Rouen en Caen op 28 en 29 juli 2019

Cavaillé-Coll orgels

Caen St Etienne

Rouen St Ouen

Gent Sint-Niklaaskerk

Met 52 reislustige cultuurliefhebbers ondernamen wij op 28-29 juni 2019 een tweedaagse excursie naar Normandië. In samenwerking met orgelkring De Principaal vzw en de orgelklas van academie De Kunstbrug die haar vaste werking heeft in de Gentse Sint-Niklaaskerk, hebben de vrienden van de St Niklaaskerk belangrijke Cavaillé-Coll orgels van Rouen en Caen bezocht, bespeeld en beluisterd.

Evenals het Gentse Cavaillé-Coll orgel zijn zowel de orgels van St Ouen in Rouen als van St Etienne te Caen volledig origineel gebleven, zoals bedoeld en ontworpen door de meesterorgelbouwer.

Een eerste verschil met Gent is dat de Normandische exemplaren later werden gebouwd.

Het Gentse Sint-Niklaasorgel vormt één van de eerste hoogtepunten uit de bloeiende opstartfase van het bedrijf van de jonge Aristide Cavaillé-Coll die zich zopas zelfstandig had gevestigd, los van het bedrijf van zijn vader.

Tegelijk was dit orgel zijn eerste buitenlandse realisatie, een oeuvre waarop Aristide zelf zeer trots was.

Kosten noch moeite werden gespaard om in Gent een modelorgel te bouwen dat symbool zou staan voor een nieuwe spannende evolutie in de muziekcultuur op een toonaangevend kruispunt van culturen in Europa.

In het Gentse orgel treffen wij een samenvatting aan van twee belangrijke artistieke stromingen : enerzijds beschikt het grand Orgue over een schitterend breed barok plenum zoals men aantreft bij orgelbouwer Dom Bedos.

Tegelijk bevat het instrument de stijlverzuchtingen van het symfonisch orkest uit 1853. Dat was de periode waarin Hector Berlioz een esthetiek had ontwikkeld waarin de hartstochtelijke expressie van een innerlijke gloed met krachtige ritmiek en verrassingselementen een nieuw muzikaal programma schrijft.

Jacques Nicolas Lemmens was enkele jaren voordien door de conservatorium directeur Fétis naar Duitsland gestuurd om de Duitse orgelstijl te leren en werd dan ook benoemd tot leraar orgel aan het Brussels conservatorium. Onder zijn studenten vinden wij de Parijse virtuozen Alexandre Guilmant en Charles Marie Widor.

Lemmens was als baanbrekend orgelcomponist zeer goed bevriend met Cavaillé-Coll, speelde veel van diens nieuwe orgels in en ligt onder andere daarmee aan de basis

van de ontwikkeling van de Frans-Belgische symfonische Orgelkunst.

In die optiek kan men stellen dat de muzikale pionier Lemmens in Vlaanderen te Gent een orgel zag verschijnen waarin zijn muziek in de nieuwe stijl voor het eerst een partner vond.

Het Gentse Cavaillé Coll orgel werd volstrekt origineel bewaard als een slapend Doornroosje. Het kwam tot ons als ongeschonden uiting van een expansief 19de eeuws enthousiasme.

Het belichaamt een vergeten mythe die een heropleving van een bijzonder gemeenschapsgevoel in meerdere richtingen kan teweegbrengen, als men het restaureert. Wij duimen samen voor een prachtige restauratie van dit toporgel.

Paul De Maeyer, voorzitter De Principaal


 

Vlaamse orgelromantiek 2 april 2017

Op zondag 2 april 2017 had in de Sint-Stefanuskerk in Gent een orgelrecital plaats waar muziek van de grootste Vlaamse orgelcomponisten ten gehore werd gebracht.

Om 16 uur zette de organist van dienst Frank Heye zich achter de manualen en vergastte het aanwezige publiek met een reeks gekende en minder gekende werken van componisten van bij ons.

De organist behaalde een resum prijzen te beginnen met de Regeringsmedaille in de klas van Edward De Geest, en vervolgde dan de studies bij Dirk Verschraegen aan het Gentse Conservatorium. Hij werd laureaat van de Omer van Puyveldewedstrijd en volgde meestercursussen bij o.a. J. Huys, E. Kooiman, T. Koopman en G. Bovet.

Zijn aandacht gaat vooral naar hedendaagse muziek en werken van Vlaamse meesters, waaronder creaties van werk van o.a. Claude Coppens, Walter Heynen, Dirck Blockeel, Lucien Goethals, Willem Ceuleers, Ludo Geloen e.a.

Zijn repertoire omvat divers Vlaams symfonisch werk, alsook werken in expressionistische en neobarokke stijl. Concerteren doet hij geregeld in eigen land en heel Europa waar hij een belangrijke bijdrage levert ter verspreiding van de Vlaamse orgelmuziek. Hij is titularis van het orgel te Destelbergen. Dit orgel werd in 1994 volledig onder zijn artistieke leiding gerestaureerd. Op dit instrument nam hij in 1996 een cd op met onder meer werk van Vlaamse componisten.

Dit concert werd gespeeld op het Forrestorgel in bovenstaande kerk. Dit is het enige 3-manualige orgel ooit door Forrest gemaakt. Een prachtig instrument met enorme mogelijkheden, waar Frank Heye werkelijk een uitgelezen programma van Vlaamse componisten uit de 5 Vlaamse provincies op speelde. Dit alleen al is een unicum, daar vele werken bijna onbekend zijn bij het grote prubliek, alsook verschillende componisten die nog maar weinig of niet worden uitgevoerd. Dit alles was te beluisteren op dit prachtige orgel, in deze akoestiek, met een organist die alles van dit instrument gebruikte in totale vrijheid en fantasie met orkestraal gedachte kleurschakeringen. Het was een wonderbaarlijk en kleurrijk concert.

Uit alle hoeken van Vlaanderen

Uit Vlaams-Brabant werd de Prelude uit de Drie Stukken van August De Boeck (1865–1937) in een mooi kleurpalet en dosering gespeeld. Verder de Toccata uit de Sei pezzi van Arthur Meulemans (1884 -1966). Dit werd een wervelwind als apotheosestuk.

Uit Oost-Vlaanderen kregen we de Eerste Pastorale van Oscar Van Durme (1876–1925) te horen. Dit is een zeer melodieus werkje vergelijkbaar met de muziek uit de Belle Epoque-periode, afwisselende kleuren in de diverse delen en totaal orkestraal gedacht en weergegeven. Voorts de Droomerij van Adolphe d’Hulst (1876–1916) met evenzeer de kleine nuances in orkestratiekleur die dit werkje ondanks het compositorisch mindere, toch een waardevolle plaats gaf en opwaardeerde dankzij het kleurenpallet van dit orgel.

Uit West-Vlaanderen kregen uiteraard muziek van Joseph Ryelandt (1870–1965) te horen. De organist koos voor het Thema met variaties opus 119. Elke variatie kreeg mede door de enorme mogelijkheden van het orgel telkens een andere registratie in zijn grootse kleurenrijk te horen. De hoogstaande muziek, die zeer boeiend is, werd even boeiend uitgevoerd met een zachte, rustgevende remeniscentie als einde. Deze provincie werd in alle rust en eenvoud afgesloten met de Aubade van Willy Ostyn (1913–1993).

Uit Limburg kregen we de herschepping van de Improvisatie van Jan Douliez (1903–1987) te horen. Een aan Gabriël Verschraegen opgedragen werk, imposant als compositie en even imposant gespeeld. Dit werk heeft veel meer hedendaagse compositietechnieken dan men zou vermoeden van een componist die het grootste deel van zijn leven in Brazilië heeft doorgebracht, een muziekschool en een orkest oprichtte. Deze van oorsprong violist, durfde tot bijna clusters opgebouwde dissonanten en harmonische hoogspanningen te gebruiken, waar componisten van diezelfde periode nog niet eens van droomden. Een werk dat heden ten dage zelfs nogal gedurfd leek, werd 2 generaties terug door hem reeds gebruikt als een uitloper van de Bartokiaanse spankracht. Na de rust door het vorige werk werden we onmiddelijk wakker gespeeld door, voor de toenmalige tijdsgeest, gedurfde contrasten in sfeer en het rijke kleurenpalet dat mede door dit orgel werd ten gehore gebracht. Een verrassing die menig organist zich zou moeten eigen maken al is het maar om deze grotendeels onbekende componist in eer te herstellen. Na zijn terugkeer uit Brazilië heeft hij nog aan de Koninklijke Opera van Gent gewerkt als dirigent. Deze provincie sluit af met het Gebed van Edward Loos (1906–1968). Een eenvoudig werkje dat mooi is, doch met meer vrijheid en smekender mocht worden gespeeld. Het leek me nogal vierkant . Een groter contrast met het vorige werk leek me niet denkbaar.

Uit Antwerpen speelde de organist de Méditation opus 20 van Joseph Callaerts (1838–1901). Een componist die een generatie terug quasi onbekend was tot er een (her)uitgave verscheen van zijn muziek. Proficiat hiervoor aan de uitgevers. Deze iets meer gedateerde muziek werd weliswaar door de orkestrale registratie tot zijn recht gebracht dank zij het gebruikte registerspel.

Om dit uitzonderlijke programma te beëindigen, werd werk aangeboden van een als componist ondergewaardeerd iemand. Alhoewel hij als organist en pedagood wereldtop was, blijkt hij op dit ogenblik miskend te zijn als componist. Flor Peeters (1903–1986) zijn Symfonische Fantasia opus 13 is een vroeg werk. Deze compositie heeft een grootse opbouw en werd door de uitvoerder met zijn diverse kleurrijke registraties tot een hoogtepunt gebracht.

Een speciale hulde gaat naar de beide registranten die ook hun deel hebben bijgedragen. Zonder de hulp van deze personen kan een organist eigenlijk niets. Deze mensen zijn nodig om de registers te wijzigen terwijl de organist speelt. Het was een uitzonderlijke middag die men slechts éénmaal in een mensenleven in deze combinatie kan horen. Hiervoor denk ik speciaal aan de combinatie van het programma, het orgel en de kwaliteiten van de organist. De inrichters mogen hiervoor een pluim op hun hoed steken met dit unieke gebeuren.

De inrichter was De Principaal. Men moet niet aarzelen om hiervan lid te worden daar hun programmatie zeer interessant is.

auteur: Roland Mathews
bron: Klassiek Centraal


Orgelexcursie 28 maart 2016

Waarde mensen van De Principaal,

Niet dat ik een fervent lezer ben van Kerk & Leven, maar het was wel in een berichtje in dat blad dat ik enkele weken geleden de aankondiging las voor de Orgelexcursie van uw vereniging. Ik ben zeker geen expert in orgels of orgelmuziek, maar ik heb het orgel toch altijd een bijzonder instrument gevonden. De kans om vier van onze Merelbeekse orgels een keer aan het werk te horen, niet als begeleiding bij een kerkelijke dienst, maar als ‘centrale gast’ deed me onmiddellijk besluiten om in te schrijven voor het evenement.
Als penningmeester van vzw De Poldertram, die enkele jaren geleden een Standaardtram uit 1932 van de voormalige Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen succesvol heeft afgerond, én als algemeen geïnteresseerde in openbaar vervoer, vond ik de wijze waarop uw vereniging de toehoorders vervoert, bovendien ook uiterst origineel.
Blijgemutst trok ik gistermiddag dan ook naar de P+R in Gentbrugge, om ook de busrit helemaal mee te maken, voor de rest niet echt goed wetend wat mij allemaal stond te wachten. ‘Ik zie wel wat het wordt’, zo een gevoel.
Nu neem ik wel vaker deel aan een activiteit die door een vereniging wordt opgezet en daarbij ben ik er altijd wel een beetje op voorbereid dat niet alles verloopt zoals men het had gepland of gehoopt. Een ramp is zo’n hapering meestal niet, het maakt soms ook de charme uit van zo’n amateuristische (niet in pejoratieve zin bedoeld) organisatie. Er mocht wat mij betreft gisteren dus wel een potje gebroken worden.
Wel, zelden heb ik een zo perfect georganiseerde activiteit meegemaakt als bij u gisteren. Een tien over de hele lijn.
Die perfecte organisatie stond bovendien de spontaneïteit van het geheel niet in de weg. Soms zijn zaken wel eens té strak geregisseerd, waardoor de fun er uiteindelijk ook voor een stuk af is. Niets van dat gisteren, van bij het eerste contact voelde ik me welkom bij een groep enthousiaste mensen die hun enthousiasme op discrete wijze overbrachten op de ingeschrevenen voor het evenement.
Alle toelichtingen werden gegeven op een bevattelijke manier, niet in eerste instantie bestemd voor een kleine groep ingewijden of specialisten, maar wel voor een doorsnee geïnteresseerd publiek. De kans om de orgels ook van dichtbij te bekijken, en – wie het wou – er ook iets op te spelen, heeft mij – en iedereen denk ik – heel aangenaam verrast.
Ook het begeleidende programmaboekje was oordeelkundig samengesteld en bevatte alles wat nodig is aan algemene informatie. Ook de organisatie van de koffiepauze was in orde.
De keuze voor een bus vermeed het wachten op elkaar wanneer elkeen zich met eigen vervoer tussen de verschillende locaties zou moeten verplaatsen.
Heel vaak gaat de timing bij amateurorganisatie om tal van redenen compleet de mist in, maar uw tijdschema was perfect ingeschat en kon daardoor probleemloos opgevolgd worden, zonder dat dit anderzijds als een keurslijf aanvoelde. Dit verdient echt bijzondere lof.
En natuurlijk is er de muziek, waar het toch uiteindelijk om te doen was; de organisatie schept uiteindelijk enkel maar een kader.
Zoals gezegd ben ik maar een kleine amateur en geen kenner, maar ik heb zeer, zeer genoten van de vier miniconcerten. Elk met hun eigen sfeer, elk met doordachte programma’s die de afzonderlijke orgels de kans boden om al hun capaciteiten te laten horen. Ook het enthousiasme van de organisten – en de tenor – straalde duidelijk op het publiek af.
De enige vraag die overblijft is misschien deze: welk genot was gisteren nu het grootste? Dat van de toehoorders, zij het organisatie of ‘algemeen publiek’, voor de kwaliteit van het aangebodene’? Of de tevredenheid bij de organisatoren omdat zij hun eigen enthousiasme voor het orgel met succes overdragen zagen op een groep mensen voor wie bij sommigen, zoals ik, het orgel vooralsnog té onbekend is? Ik laat het antwoord aan u over.
Dit alles leidt er in alle geval toe dat ik vandaag met genoegen het lidgeld voor uw vereniging overschrijf.
Aangezien ik ‘vrees’ dat u in de toekomst snel een groter publiek zal bereiken, meer dan een bus vol,, vraag ik me tot slot af of het opportuun is om nu al in te schrijven voor de excursie van 2 oktober. Laat u mij weten of die inschrijving reeds geopend is?

Met beste groet,

Alain Bondroit


Orgelexcursie zondag 3 mei 2015

Wie de laatste jaren het blad ‘ Orgelkunst ‘ leest, zal bemerken dat er regelmatig orgels door restauratie in hun originele opzet worden hersteld. Verscheidene orgelsmakers zijn daar mee bezig o.a. Joris Potvliege uit Tollembeek .Op zondag 3 mei mochten wij tijdens een orgeltrip van de orgelkring ’De Principaal’ o.l.v. Roland Van Lieffering getuigen zijn van dit restauratie beleid.
Allereerst werd bezocht het van Peteghem-orgel uit 1818 in de mooie barokkerk van Gijzegem.
We werden getroffen door het mooie klankbeeld: Zoals veel vlaamse barokorgels is de basis een prestant 4 voet: Bescheiden acht en viervoeten, maar wel heldere en stralende mixturen en uitbundige tongwerken! Wat de opstelling van het inwendige, zien wij een compacte opstelling van hoofd werk en onder-positief in een overigens zeer ruime kast.(al een een aankondiging van de 19 de eeuw? ( Het rechttrekken van de onderkast). Het orgel bleef op twee registers na bewaard maar aan het nog aanwezige originele pijpwerk moest wel het een en ander gebeuren.
Paul De Maeyer uit Gent vergastte ons op een programma waarbij dat het orgel goed tot zijn recht kwam. Vermeldenswaard was ‘ De Regenboog van Aaigem’. Na een rit door het licht glooiend land van Aalst kwamen wij in Gijzegem. Bij binnenkomst van de kerk zagen we een gedeeld orgelfront zoals je die ook aan treft in Duitssprekende landen. Ook hier een orgel van de orgelmakers van Van Peteghem uit 1775. Ook bij deze restauratie moest naast het bijmaken van de verwijderde registers wel gewerkt worden aan de bestaande pijpen en met welk een resultaat!
Eigenlijk te veel om op te noemen. Vooral de Quarte de Nasard sprong er uit. De registratie met deze 2-voet is opzienbarend en vult de hele kerk! Zo hoor je het maar zelden. Peter Thomas vergaste ons op een mooi programma. Na de koffiestop met wat er bij in Lede bezochte wij nog het Vereecken-orgel in de St. Jozefkerk te Aalst. Een totaal andere klankwereld, maar voor de tijd van het ontstaan en toegepaste techniek ook een mooi en overtuigend orgel dat met verve werd voorgedragen door Stijn Hanssens. Hier namen wij afscheid van de organisatoren en bracht de bus ons weer naar GentBrugge. Al met al een dag om niet snel te vergeten; het orgel van Gijzegem is onvergetelijk, wat een klankweelde wij kunnen ten volle beamen wat Charles Burney in 1772 over dit orgel zei: Tongwerken welluidend, de vulstemmen deden de orgelklank zingen en verleenden het een merkwaardige glans, het volle werk klonk zonder meer ‘rijk en edel’ Hulde aan de orgelmakers, die deze indrukken weer te voorschijn konden halen!

Han van Weeren, Eindhoven


Zondag 2 februari 2014 om 16 u. – O.-L.-Vrouw-Lichtmis

DUBBELRECITAL AAN BEIDE ORGELS

Het dubbelconcert van 2 februari werd zeer gesmaakt door de toehoorders!
Aan twee jonge beloftevolle leerlingen organisten de kans geven te musiceren op een historisch symfonisch orgel en op een neo-  barok orgel is immers een uitdaging die navolging verdient. Alleen op die manier kan de interesse voor de orgelstudie aangewakkerd worden.
Mariss Engelen en Toon Pillaert hebben elk hun eigen persoonlijkheid, en de beide orgels zijn ook totaal verschillend van karakter, en toch werd dit concert geen orgelwedstrijd. Beide jonge mannen konden zich bewijzen in de uitvoering van de werken die zij uit hun orgelrepertoire hebben gekozen. Dit liet ons toe, als geïnteresseerd en luisterbereid publiek, om de mogelijkheden in te schatten van de beide orgels, alsook de beperkingen die eigen zijn aan de tijdsperiode waarin ze werden gebouwd. Af en toe werd er afgeweken van de orgelkeuze die we bij bepaalde stukken hadden verwacht! Zeer leerrijk voor de toehoorder! Zo leren we ons een idee vormen over het hoe en waarom van de orgelkeuze door professionele uitvoerders! Het komt er enkel op neer met open geest het orgelspel te beluisteren en theoretische beschouwingen over stijl en uitvoering wat naar de achtergrond te plaatsen. Vorige eeuw hebben we allemaal Bach op een symfonisch orgel beluisterd, al verkiezen we nu sinds de heropleving van de uitvoering op historische instrumenten een barokintonatie die veel meer sprankelend is. En… zou de uitvoering van een romantisch werk van Boëllmann echt niet te smaken zijn op een Flentrop-orgel? Ik denk dat we ook daarin mooie momenten hoorden! (Bovendien gaf dit de organisten eens de kans samen te musiceren, iets wat in de orgelstudie niet vaak mogelijk is.)
We waardeerden ook dat de leraars een korte inleiding gaven voor elk gespeeld stuk. Dat verdient navolging in andere concerten. Niet elke toehoorder is immers vertrouwd met het aangeboden repertoire en een korte inleiding met een interessant weetje over componist of werk verhoogt het muzikaal genot. Niet voor niets geven alle operahuizen voor elke voorstelling een inleiding die toelaat om de intenties van componist, en metteur en scene te begrijpen , en zo achterliggende bedoelingen te bevatten en het beleven van de opera veel intenser maken. Dit verdient echt navolging in de orgelconcerten , want vooral bij het beluisteren van meerdelige romantische en symfonische werken zitten we er soms wat verloren bij omdat we niet meer weten waar we beland zijn. Barokwerken en klassicistische symfonieën hebben een veel duidelijker structuur en daar is de opeenvolging van de verschillende bewegingen beter te volgen.
Het orgelspel van beide jonge organisten heeft aangetoond dat met een aangepast programma een mooi concert kan geboden worden … door leerlingen die les volgen bij een geëngageerd en inspirerende orgelleraar. Ik hoop dat deze mogelijkheid ook aan andere leerlingen in orgelklassen zal geboden worden, want voor hen is de grootste drijfveer om de aangeleerde stukken eens op een mooi orgel te kunnen laten horen.
Het was volgens mij een geslaagd concert, waarvoor proficiat voor de uitvoerders en voor de leraars.

Boudewijn Coppens


Affiche 5 mei

Een hoogst uitzonderlijke, merkwaardige en uiterst muzikale uitvoering van een werk dat bijna alleen bekend is in de (originele) orkestversie. Merkwaardig was zeker de toevoeging van slagwerk, een idee van de uitvoerders zelf. Even was te vrezen dat dit het orgel zou overstemmen, maar het gebruik van percussie werd terecht – omwille van zijn sterke effect en de niet te verwaarlozen nagalm van de kerk – beperkt. Niet alle onderdelen van het werk leenden zich trouwens tot het gebruik van slagwerk, omwille van hun dromerige of intieme karakter. Een zeer doordachte registratie kleurde vanzelfsprekend het geheel.
In ieder geval een memorabel concert dat overigens op cd werd opgenomen.

Johan Overmeire


Cd-bespreking: SYMPHONIA ELEGIACA
Laure Dermaut aan het Stahlhuth/Jann-orgel, St.-Martinuskerk Dudelange (L)
Animato Music Productions, AMP 11213

afbeelding_symphoniaelegiaca_lightbox

Als onderdeel van het project ter afronding van haar orgelstudies aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent, maakte Laure Dermaut een bijzonder geslaagde opname op het Stahlhuth/Jann-orgel van de St.-Martinuskerk te Dudelange. Rode draad doorheen de cd is de muziek van componisten die allen (net als Laure Dermaut zelf) afkomstig zijn uit het Waasland.
Gabriël Verschraegen (1919-1981) komt als eerste aan de beurt en is vertegenwoordigd met zijn wervelende Toccata in h en het Scherzo uit de Sonate in e opus 2. De driedelige sonate van Edgar Tinel (1854-1912), een meesterwerk in zijn genre, mocht uiteraard niet op het programma ontbreken. Maar het leeuwendeel van de cd wordt ingenomen door de Symphonia Elegiaca van Camil van Hulse (1897-1988). Deze uit St.-Niklaas afkomstige componist week in 1923 om gezondheidsredenen naar de Verenigde Staten uit. De gespeelde orgelsymfonie ontstaat in 1954 als herinnering aan de Amerikaanse impresario Bernard R. La Berge. De vijf delen zijn programmatisch uitgewerkt en kregen als titel: De dood, Het laatste oordeel, Goddelijke barmhartigheid, Laatste zieleangst en Berusting. Er wordt overvloedig gebruik gemaakt van gregoriaanse thema’s die in de gematigd moderne toonspraak van het stuk worden ingepast.
Laure Dermaut loodst de luisteraar met glans door de vaak virtuoze bladzijden muziek. Ook het feit dat de jonge organiste naast de (relatief) bekendere werken van Verschraegen en Tinel ook een compositie als de Symphonia Elegiaca in de belangstelling plaatst, verdient alle waardering.

S.H. (met toestemming overgenomen uit “Orgelkunst”, jaargang 36 — maart-april-mei 2013/1)

 


Stilstaan bij het graf van Richard Wagner (1813-1883)

Flyer 7 april

Op 7 april stonden (of liever zaten) de geboeide luisteraars bij het graf van Richard Wagner, wiens geboortejaar tweehonderd jaar geleden wij thans herdenken.
Organist Joris Lejeune, gewend transcripties voor orgel te maken van orkest- en pianowerken, en mezzosopraan Rachel Fabry zorgden voor een memorabele Wagnernamiddag.
Om de juiste sfeer te scheppen zette de organist op gepaste wijze in met een bewerking van de Tannhäuserouverture. Daarop volgden drie werken van de Franse componist César Franck, die men niet meteen zou verwachten in een Wagnerherdenking, maar de serene sfeer van de Fantaisie-Idylle, het Cantabile en de Pièce Héroïque pasten wonderwel in dit programma.
Samen met Joris Lejeune aan het orgel bracht mezzosopraan Rachel Fabry een aangrijpende vertolking van de Wesendonck-Lieder, waarop een kort maar verstild Am Grabe Richard Wagners van Franz Liszt volgde.
Joris Lejeune sloot af met een eigen bewerking — en wat voor een! — van de Funérailles van diezelfde Liszt: tonen recht uit de hel vulden de Sint-Stefanuskerk en lieten onvermoede klanken rollen uit het geweldige Forrest-orgel. Een memorabel concert!

Johan Overmeire


Een feestelijke concertnamiddag in de Gentse St.-Stefanuskerk!

Affiche chapelle sauvage

Zondag 10 maart ll. organiseerde orgelkring “De Principaal” een solistenconcert met La Chapelle Sauvage, een jong, dynamisch (sauvage!) ensemble ontsproten uit de samenwerking van studenten aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Gent.
Bij wijze van aperitief trakteerde Ignace Michiels op een Grand Choeur dialogué, appellation Eugène Gigout controlée.
Een eloquent voorwoord van voorzitter Jo Alloo belichtte de werking en de toekomstplannen van de vereniging. Hij benadrukte de inzet van een schare trouwe medewerkers en spoorde het publiek aan hetzelfde te doen via een lidmaatschap.
Dan werd het tijd voor het musiconomisch viergangenmenu, geserveerd door La Chapelle Sauvage onder de kundige leiding van dirigent-klavecinist Karel De Wilde. Hij verzorgde tevens bij ieder werk een verhelderende commentaar. Geen geritsel dus van programmablaadjes waar ieder gewoonlijk het programma zoekt tussen de sponsorreclame, neen, één en al aandacht van het publiek.
Niranjan Wijewickrema schitterde op baroktrompet in een concerto van Torelli. Hij boeide met dynamische contrasten en klankkleuren. Een echte earcatcher!
In Vivaldi’s concerto, bijgenaamd La Notte, toverde fluitiste Geraldine Clement afwisselde nachtelijke sfeerbeelden en in het concerto voor altviool van G.P. Telemann bekoorde de Kroatische Hiwote Tadesse met haar warm, weemoedig klinkend instrument.
Het muzikaal festijn werd afgerond met sinfonia’s uit de Bachcantates nrs. 35 en 169. De organist van de Brugse St.-Salvatorkathedraal en La Chapelle Sauvage loodsten zich quasi moeiteloos door de veeleisende partituur. De perpetuum-mobilepartijen voor orgel bleken een kolfje naar de vingers van Ignace Michiels die als een coureur op het orgel de noten aaneenreeg en het peloton, even sauvage, in zijn kielzog meesleurde.
Het talrijk opgekomen publiek dankte met een enthousiast applaus.

Robert Hostyn


Affiche A3

Het eerste concert van 2013 van de Orgelvereniging “De Principaal” kunnen we een geslaagde uitvoering noemen. Het aantal aanwezige luisteraars was positief te noemen.
Als eerste aangekondigde deel werden drie werken uitgevoerd op het Flentrop -orgel.
De “Toccata en Fuga BWV 565” van J.S. Bach klonk op dit instrument fantastisch en de uitvoering van Paul De Maeyer was verrassend.
De “Sonate in G” en het koraal “Liebster Jesu, wir sind hier” werden uitstekend vertolkt door soliste Hiwote Tadesse (altviool) en organist Paul De Maeyer.
Op het Forrest-orgel volgde dan het tweede deel van dit Winterconcert. De plaats waar de altviool zich bevond, op het doksaal naast het orgel, was uitstekend wat de klank betrof. Het waren hemelse klanken die vanuit de hoogte op de toehoorders nederdaalden.
De luisteraars kregen opnieuw een knappe uitvoering  van een altvioolsolo van J.S. Bach en een verrassende improvisatie op orgel op het thema “Winterdroom”.
Het “Chanson de Matin” en het “Chanson de Nuit” voor orgel en altviool van Edward Elgar waren hemels. Later zag men de lichtjes pinken in de “Lichtfantasie” op orgel en ook de “Cadenza” voor altviool solo door Krzysztof Penderecki was zalig.
De “Concert fantasie” van Johann Nepomuk Hummel werd vloeiend uitgevoerd en een romantisch “Salut d’Amour” van Elgar sloot daarop aan.
Voor de tweede maal tijdens dit concert uitgevoerd kende Bachs “Toccata en Fuga BWV 565” een overweldigende uitvoering, dit keer op het grote, prachtige Forrest-orgel. Tot slot bracht een “Siciliana” van Heinichen ons als epiloog tot rust en volgde nog een mooi bisnummer.
Het was een aangename ervaring: de pracht van het orgel en de zachte klank van de altviool die tezamen optraden. De afwezigen hebben beslist iets gemist!

L.L.


Chris Dubois op het Forrest-orgel

Het concert van Chris Dubois was om naar uit te kijken; om het op zijn west-vlaams te zeggen: ik was zelf getieketekt  om te horen wat Chris, orgel-eminentie-referentie er van zou maken. We weten dat Chris graag over een fatsoenlijk instrument beschikt. Magere beestjes als daar zijn regalen, kistorgels en andere fluitende vogelkooien zijn aan hem niet besteed. Het besef op het machtige Forrest-orgel te zullen spelen moet hem  voorwaar als muziek in de oren geklonken hebben. Chris houdt niet van historischverantwoord -pietepeuter spel, maar kiest voor het buikgevoelaanpak met lucide beheersing. De verwachtingen waren hoog gespannen en dat merkte je ook aan de  uitgelezen schare jonge en wat meer gevorderde orgeltoetsenisten.

Schrijver dezes voelt zich onmachtig  het litteraire geweld  van   ©J.Brink (niet-na geziene versie) te overtreffen: hij heeft reeds alle registers in een machtig tutti over zijn lezers gegoten. Rest mijn dus de bescheiden aanpak – ik moet trouwens ook voorzichtig zijn want voor ik het weet zou ik een dierbare vriend kunnen kwijtspelen. En nu gaat het over dat spelen….

Ik zat daarboven, naast de Meester, ad dexteram Patris,als bevoorrecht getuige. Chris moet gedacht hebben “Die barokke werkjes, mannen, dat is maar een opwarmertje; wacht maar, mijn uur is nog niet gekomen.”

Inderdaad, na de barokke opmaat, kwam de volbloed Dubois in actie met een verpletterend vertoon van virtuositeit in Mendelssohn en Peeters. Geen holle virtuositeit, maar steeds in dienst van de partituur en zoals collega Hans terecht opmerkt: zo gebracht dat de muzikale logica op een duidelijke, niet mis te verstane manier, op het publiek werd overgebracht. De Marche Pontificale was gewoon een hoogtepunt.Om van te snoepen met een vleugje Lefebure-Wely,  een snuifje Franck, en de nodige Swärmerei in contrast met goeie ouderwetse pomp and circumstance. Na het slotakkoord bleef een  vervoerend high-gevoel over. De Meester, voldaan, keek rond en zei, zonder klank “Ewel mannen, doar stoa julder van te kieken hé!”.

Dat Chris eigen werk speelt is een buitenkans: nieuwe muziek, toegankelijk en met verve gebracht. Geen op de botten krassende flageoletten en aliquoten zonder bodem, neen, Chris kent zijn klassiekers en zijn Rorate zal een klassieker worden tot in de eeuwen der orgeleeuwen. De fantasie op C en D was een perfecte afsluiter met hoog testosterongehalte. Om maar te zeggen dat leeftijd geen rol hoeft te spelen op scheppende arbeid.

Robert Hostyn


DE KLOK TERUG ZETTEN naar de laat-Romantiek:
Chris Dubois op het “Forrest” orgel..

Waar kun je een organist horen, die nog zo “life” speelt, als 3 gereraties terug? Het was niet slechts het ’terug zetten’ van de tijd, het was óok meer ‘EEN GROOTHEID’ “life” aan het spelen zien/horen.
Want DAT was hij!
Stof tot nadenken over het ‘nabije verleden…’, notenschrift, onderzoek,  opname…!

EERST EEN INLEIDING.

Toen ik 10 jaar was in Groningen, had ik harmonium les, want ik had al blokfluit ‘gehad’..
Hier had m’n leraar, Johan Por, een Belg [die was blijven hangen om een super rijke vrouw] een boek mee van Chris Dubois. Hierin stonden o.m. stukjes van Rameau, D’Allabaco, en vele andere, genoeg om mij om te zien naar nóg meer van deze stukjes! Het boek ligt HELEMAAL uit elkaar, hoewel het opnieuw gebonden is! Zo vaak gebruikte ik het nog in de ‘Diensten’ te Middelbert-“Timpe” orgel 1822,(Gron.) want ik had de ervaring, dat de mensen overwegens deze simpele doch schone muziek het mooist vonden, ‘as ’t öögel dít moar speéelt’!(= organisten & andere beoefenaren tellen niet mee in Grönningen!)
Bach, dit was een “notenbrij”, dan gingen de boeren met stem verheffing schreeuwen, om boven mijn ‘vooraf-spelen’ uit te komen.
Nog meer van de Belgische kijk op de orgelbouw heb ik van deze Por ge-erfd, zodat ik
hier in 2003 als ‘expert’ ben gevraagd, het Gents orgel van A.Cavaillé Coll te komen, en in een Colloquium in 2006 mijn stellingen moest verdedigen.

Nu is het waar, dan de meeste pianisten óók wel eens en orgel bespeelden, met gemengde gevoelens. Hele reeksen Franse componisten uit de Romantische periode, zijn niet anders gewent als aan “de” piano. Dubois is gelukkig een UITZONDERING met zijn Orgelspel geweest.!
En.. een piano(forte) heeft een (min of meer) felle aanslag aan het begin van een toon, die hierna wegsterft.
Dit dus te ’transformeren sec’ naar “het orgel” blijkt dus een hachelijke zaak te zijn, doordat het orgel klanken HOUD, zodra de toets in gedrukt wordt gehouden !.
Een nogal felle “aanspraak” van ‘orgels’ in z’n algemeenheid wordt hier door 80% van de Belgen sterk afgeraden, “niet fraai gevonden” , dan wel eenvoudig ‘ontkent’. Dit wordt door de huidige tempo-toename: het “flitsen” van de pijpen (= zonder voorspraak in hun niet zo fraaie toon belanden!) nog toegenomen.
De electronica doet juist een terugkeer naar de ‘bloeiende aanspraak’ te her-overwegen! Want hier blijkt het verschil in te zitten (denkt men in hier!!) niet in de tonen zelf, dit is een foute denkwijze !
De mensen beluisteren vaak één toon an sich, en hebben daar een oordeel over.
Maar ‘wat een toon doet in het geheel’ (versmelting, lagere boventonen etc.) hier hebben ze geen weet van, maar de goede orgelmaker wél…
Zodat je je bewust dient te worden van e.e.a….

Het was algemeen bekend, (ook in Noord-Nederland,) dat Chris Dubois “mooi legato” speelde.
Niet een mooi legato, zoals de wenskaarten met een speelwerkje dit (afgrijselijk!) doen, maar wat is het verschil ?

Het valt me nu op, dat als een regelmatige dalende (of stijgende) notenreeks wordt aangetroffen, deze gerust ‘legato’ gespeeld kunnen worden. Dit staat ook aangegeven met een grote boog om het notenschirft heen.Tegenover onregelmatige reeksen tezelfdertijd optredend,(die óók onder een boog staan, hoor!) doet Dubois NIEThetzelde: dit zou absoluut vervelend worden!, maar die noten juist VOLDOENDE ge-articuleerd wordt.
Dán raakt U de tel en de moeilijke muzikale ZIN niet kwijt, en is dit niet vermoeiend, ja zelfs ‘verheldend’ te beluisteren!
Er zijn een kleine hand vol mensen, die dit phemoneen ook in meerdere of nimdere mate beoefenen, maar dit is vrij zeldzaam! [Amie Hoyano, in 2012]

Chris Dubois LUISTERD, (!)… wat hij speelt.!

Dit geld maar voor 1/20ste van de organisten! Die zitten maar met hun techniek van vingerzetting, toetsen in drukken, te stoeien, maar luisteren niet, hoe het überhaubt vanuit de ruimte, of kerk klinkt!
U dient eens achter het orgel te gaan zitten, toetsen in te drukken (geeft niet wat) en… te LUISTEREN, wat, en hoe: de ruimte terug geeft aan tonen. Dit kost U in het begin véel tijd, maar wordt gaandeweg minder en minder. Echt waar.
Nog éen tip verder, U moet zelf eens beneden gaat luisteren, terwijl uw ‘hulp’ aan het klavier zit, en speeld het stuk, wat U strax wilt horen.

Dubois heeft ook muzikale SMAAK.

In zoverre, dat hij weet, welke effecten het heeft, als hij langere noten et zijn “Legato” speelt, tot waar hij de kortere nootjes dient te accentueren/articuleren, zodat het publiek de draad niet kwijtraakt, en niet moe wordt om zijn muziek te blijven horen. Hier heeft hij in het geheel niets aangetekend, waar hij dit moest doen, dat is dus ‘gewoon’ in-gestudeerd, en is iedere keer weer ietske anders. Maar vastgesteld is, dat “men” als organist dient te HOREN, wat uit de kerk terug komt! en nauwelijks, wat het orgel ZELF geeft !

Tot zover het beroemde “Legato” spel van Chris Dubois, voor U summier geanalyseerd weergegeven.

_____________________________________
Paul zijn inleiding: “………is van deze 79 jarige !,
…maar hij speelt als een jonge God !”
Dit WAS ook zo !
_____________________________________

Het programma was als volgt:

  1. Allegro van John Stanley* was van een beetje te hoog tempo, maar dit bleek juist effectief met Dubois zijn inzet, van ‘het verstaanbaar over te brengen’.
    Of dit hoge tempo was, ‘met de Grote Mode mee’ te gaan, ik ‘vergat’ hierna te vragen. Wat het was ook druk met mensen die hem gelukwensten, en hij was moe van het pedaal spel !
    Had hij nog nimmer gehoord, hoe het met de juiste “Mean tone temperature” geklonken moet hebben in een juister tempo, op een minder Romanties getint orgel??
    Het is ook matig interessant, bij de zo uitmuntende voordracht, die hij bracht!
    Zo deed hij tot het laatste stuk toe…. Alleen m.b.t. het Tempo heb ik verder geen aanmerkingen!
    *:  bewerking van Flor Peeters
  2. Andante in e, Fiocco
    Leuk gebracht! Quint in solo stem? (of Quintedena 4′) ..”MUZIEK!”.
  3. “Concerto del Sigr.Meck” van Walter.
    “In organo Pleno” (met o.a. de Renaissance keuze van Trompet 8′ in het pedaal) het eerste deel ‘klassieke registratie’, in het Adiagio deel met fluiten 8′ voor l.h., en 8’+4′ in de r.h., het slotdeel wederom Allegro met 8’+4’+2′ van het Grand orgue in de forte passages, in de “piano-deel” op het positiv 8’+4′, als een écht Concerto.
    Ik genoot er van.!
  4. Koraalpreludium van Bach, “Nun komm der Heiden Heiland”.
    Zoals altijd is dit dit Koraal boven alle sterren & stijlen verheven. Ook hier kwam het KORAAL weer “bovenaan” met de Cornet, en was de rest  ‘braaf onderdanig aan het worden’, zo leek het wel, maar met de krachtige  “Montre” bewegingen. Dubois maakte zich ondergeschikt aan J.S.B., leekt het wel.
    Ook het pedaal liet hij on-gekoppeld, waarmede hij de ‘over be-bassing’ met rust liet. (Heel vaak vanachter de speeltafel, krijg men deze lust tot koppelen!. Maar; onder in de kerk wreekt zich dit!!) Maar hier was de balans: prachtig. Keurig zoals EEN koraal (van Bach) hoort te klinken op een “onbestemd” (romanties) goed-klinkend orgel.
  5. Preludium in d van Mendelssohn-Barthody, waar dit oorspronkelijk op een Duits (of een Engels) voor een orgel geschreven is, klonk dít ‘vol’ (te dik) maar op ‘Franckiaanse’ wijze, met de boven omschreven “Legato” wijze aanmerkelijk verstaanbaar! Bij een éérste aanzet dacht ik: ..OEI..!! Maar toen gingen mijn gedachten in de richting van “zo gaat het toch juist wél?” Een heel andere “Felix” kwam hiermede aan de orde, in een (voor mij altans) noch nimmer gehoorde versie.
    Ik zei tot mezelf: ‘hier heb je ook noch nimmer naar GEZOCHT!, JIJ MET altijd ‘HET ZOEKEN NAAR ORGINALTEITS uitvoeringen…’
  6. a. Prierére van J.N.Lemmens (1823-1881!) met de Bourdon 8’+ Quintadene 4′, en tegen de zachte Vox célèste 2 rangs 8′, die beide rijen enge pijpen waren zweven tegenover elkaar (de ene iets hoger) gestemd, zodat die een “golving” te horen blijken te hebben. Dit maakte het geheel sterker, maar het is gelukkig in de ‘boite d’expression’ (zwelkast) geplaatst, waardoor deze stemmen [en Tongwerken!!] reeds veel ‘zachter’ naar buiten tredend naar de kerkruimte. Met het zwelpedaal zijn ze nauwkeurig af te stellen, hetgeen Chris met éen opening gelukt was…ervaring!
    En het pedaal met de Contre basse 16′ met de toon-lengte ‘fluctuerend’ in de juiste dosering te geven, vóor deze kerk!
    b. Van dezelfde composer: Marche Pontificale.
    Voor het volle orgel !, MET de gewenste ARTIKULATIES!: was een mooi stuk!
    Hieruit volgt dus, dat de hoeveelheid “Legato” per orgel ANDERS is.
    Dubois doet zijn beroemde streven, door, naar de klanken, die het orgel aan de ruimte mededeelt, ze met het oor AF te luisteren: EN HIEROP ZIJN HANDELEND OPTREDEN AAN TE PASSEN.
  7. Adeste Fideles van Schroyens
  8. Rorate Caeli van Dubois
  9. Fantasiea on C and D : Chris Dubois
    waren volstrekt nieuwe werken voor mij. Het laatste had alle kracht in zich, die de bespeler ook en schepper van dit werk óok heeft.

​​© J.Brink